OGD PRINSENSTADTOERNOOI
De derde editie van het Prinsenstadtoernooi bevatte alle ingrediënten die je bij schaken aan kan treffen: glansrijk winnen, overtuigend van het bord geveegd worden, een veelbelovende stelling,
drama, spektakel en een subtiel foutje die aan de basis ligt van een verliespartij. De hagel op paaszaterdag bracht daarbij nog een extra tintje en herinnerde aan de paaszaterdag van 1986,
toen het tijdens de Kennedymars van Sittard tussen Kessenich en Maaseik hagelstenen stuiterde.
Met een auto volgeladen met haagse deelnemers brachten we een bezoek aan dit zesrondige toernooi dat over drie dagen verspreid was: vrijdagavond de eerste ronde met 1u45' bedenktijd per
persoon per partij, waarbij 5" bonus uitgereikt wordt per uitgevoerde zet vanaf zet 1. Zaterdag volgen drie ronden en zondag nog twee slotronden, waarna de prijsuitreiking volgt als afsluiting
van een fantastisch paasweekeinde.
Drie van de zes ronden speelde ik tegen tegenstanders die in het laatste decennium van de 20ste eeuw gecreëerd zijn, waarvan er twee nog niet op een brommer mogen rijden en die in de toekomst
wellicht nog op grote toernooien van zich gaan laten horen als ze het plezier in en passie voor het spelletje blijven behouden. De eerste van de drie (2e ronde) won het toernooi voor wat betreft
de C-groep, de tweede hield aan zijn partij tegen mij de spektakelprijs over en de laatste kon weer snel verder gaan met zijn huiswerk om de tijd tot aan de prijsuitreiking te vullen.
In de vierde ronde behaalde ik zelf een overwinning die er zijn mocht tegen een tegenstander waar ik vorig jaar in de 4e ronde nog goed wegkwam met remise. Hij maakte geen blunder, maar koos
taktisch niet voor de meest optimale voortzetting vanuit de opening, waardoor ik de hele partij kon profiteren van enkele tempi voorspong.
Op vrijdag mocht ik met zwart spelen en het witte initiatief tot loperruil op g7 leverde zwart een paard op, doordat het eerst genomen paard op c3 gedekt werd door een dame. Wit probeede met
de beschikbare stukken nog een mataanval uit te voeren, doch subtiele tussenzetjes ontkrachtte de effektiviteit, waarna wit na 23 zetten opgeeft met het vooruitzicht op mat-in-twee.
In de partij tegen de C-groepwinnaar op zaterdagochtend komt er een koningsindiër op het bord, waarbij er tot en met mijn 13e zet niets aan de hand is waarbij ik met c4-c5 opruk om de zwarte
pionnenformatie aan te vallen. Sterker: Fritz geeft een plus voor wit in zijn oordeel. Maar besluit vervolgens de koning met Kh1 van de diagonaal g1-b7 te halen, omdat ik een toekomstige Lxh3
mis na een paardblokkade van een schaak met de dame. Kom vervolgens zelf tempi tekort om de open c-lijn te benutten en heb na 27 zetten een ondekbaar mat in het vooruitzicht.
In de 3e ronde tegen groep C's spektakelman komt er een pirc op het bord die veel raakvlakken heeft met twee partijen uit maart: die tegen Bobby Fischer Wassenaar en de 25ste IC-ronde bij HSV.
Ik refereer in mijn redeningen teveel naar die partijen in plaats van fris vanuit de stelling te denken, waardoor ik de mogelijkheid tot ontkrachtten van de witte aanval niet zie.
Zondagochtend mag ik voor de derde keer met wit aantreden en lijk na 1. e4, d6; 2. d4, g6; 3. Pf3, Lg7; 4. Lf4, Lg4 een vlotte overwinning in het vooruitzicht te hebben. Immers: het nemen op f7
leidt normaal tot volledig ruineren van een zwarte stelling. Het vervolg is er een waar middels dameruil stukwinst bereikt zou kunnen worden. Echter: niets minder dan een menselijk trekje vormt
een addertje onder het gras. Op weg naar het paard op e6 om de zwarte dame op d8 te slaan heb ik de zwarte loper op d1 in mijn handen. Tja, aangeraakt. Er zit niets anders op dan met mijn toren
van f1 de loper te nemen. Uiteindelijk zijn het drie stukken voor een dame en wordt de partij na 13 zetten beeindigd met eeuwig schaak.
Het toernooi wordt in de A-groep ongedeeld gewonnen door IGM Dimitri Reinderman met een indrukwekkende score van 5½ uit 6. In de C-groep behaaldde mijn tegenstander uit de tweede ronde -
Michael Bekker - de volle score van 6 punten en de B-groep werd de voorzitter van de Haagse Schaakbond - Ruurd Kunnen - gedeeld eerste met Melchior Vesters en behalen 5 punten.
Paul Koks